top of page

HISTORISCHE STAD

GESCHIEDENIS VAN DEN HAAG IN EEN NOTENDOP

 

1230 - 1568

HOF EN DORP

Den Haag ontstond op de grens van het veenlandschap en het woeste bos- en duingebied langs de kust. De graaf van Holland, Floris IV, vestigde rond 1230 een hof in een gebied dat bekend stond als Die Haghe. Het oudste document dat er in Den Haag een hof was dateert uit 1248, reden waarom Den Haag in 1998 groots het 750 jarig bestaan van de stad vierde. Willems zoon Floris V bouwde het hof verder uit, onder andere met een grote zaal, een voorloper van de huidige Ridderzaal, het meest beeld bepalende gebouw van Den Haag. Bij het hof kwamen mensen wonen die voor de graaf en zijn gevolg gingen zorgen. Zo ontstond er een klein dorp. Omstreeks 1280 kwam er een eigen parochie en een college van schepenen tot stand dat verantwoordelijk werd voor het bestuur over het dorp. In de veertiende eeuw blijken handel en lakenindustrie een forse bloei te beleven. Maar stadsrechten en de daarbij behorende verdedigingsmuren kreeg de stad nooit. In 1433 kwam het graafschap Holland in handen van de Bourgondiërs. Dan is Den Haag niet langer een plek waar de graaf resideert, het is wel de verblijfplaats van de stadhouders, die de landheer vertegenwoordigen. In de zestiende wordt ’s Hage getroffen door branden en epidemieën en in 1528 wordt het door roofridder Maarten van Rossum zelfs geplunderd. Niettemin blijft de plaats het regionale bestuurscentrum in Holland. Dan behoort het graafschap ondertussen tot het grote Habsburgse rijk. In 1548 verenigt Karel V een groot deel van wat nu Nederland en België zijn in de Bourgondische Kreits. Met hun rigide opstelling tegen protestanten roepen Karel V en zijn zoon Filips II veel verzet op. In 1568 begint de Opstand, het conflict tegen Spanje, oftewel de Tachtigjarige Oorlog.

1568 – 1795

REGERINGSCENTRUM VAN DE REPUBLIEK

De Spanjaarden gebruikten Den Haag in 1574 als uitvalsbasis bij hun pogingen het opstandige Holland te heroveren. In 1575 gingen in Delft stemmen op om het verpauperde Den Haag met de grond gelijk te maken, maar op voorspraak van prins Willem van Oranje gebeurde dit niet. Dan keert het tij ten gunste van de opstandelingen. In 1577 wordt Den Haag weer vergaderplaats van de Staten van Holland, vanaf 1588 geldt dit ook voor de Staten-Generaal. Den Haag maakte daarna een nieuwe bloeiperiode door tijdens het Twaalfjarig Bestand. Het aantal inwoners steeg snel tot 16.000 in 1622 en een planmatige uitleg van de stad werd noodzakelijk. Een nieuwe haven werd gegraven in het Spuikwartier. Den Haag wordt in die jaren bestuurd door gewestelijke instellingen en het dorpsbestuur. Deze zitten elkaar soms behoorlijk dwars, met als gevolg dat Den Haag nooit ommuurd wordt zoals dit met andere steden in die tijd het geval was. Na verloop van tijd ontstaat echter toch enige samenwerking. Conflicten zijn er ook op religieus en politiek gebied zoals de gerechtelijke moord in 1619 op Johan van Oldenbarnevelt, de grootste staatsman van de Republiek in wording, door toedoen van prins Maurits. Holland beleeft dan al volop zijn Gouden Eeuw. Het hof van stadhouder Frederik Hendrik verschaft Den Haag allure met als artistiek hoogtepunt de schilderingen in het Huis ten Bosch. De aanwezigheid van vele diplomaten en hoge ambtenaren zorgt voor de nodige bedrijvigheid. Het aantal inwoners blijft stijgen tot 24.000 in 1670 en zelfs 30.000 in 1700. De Princessegracht aan wat de Nieuwe Uitleg heet wordt gebouwd, aan het Voorhout verrijzen fraaie woonhuizen. Den Haag is een stad geworden, maar blijft juridisch een dorp. ‘Een dorp der steden, waar iedere straat een stad is’, schrijft de bestuurder, componist, geleerde en dichter Constantijn Huygens. Al in de tweede helft van de zeventiende eeuw is de typisch Haagse sociale tweedeling tussen zand (waar de beter gesitueerden vertoeven) en het veen (waar de armen huizen) zichtbaar. Het Haagse grauw was betrokken bij het lynchen van Johan de Witt op 20 augustus 1672, het ‘rampjaar waarin de Republiek door de gezamenlijke aanval van Engelsen en Fransen bijna ten onder ging. De achttiende eeuw is voor de Republiek een tijd van groeiende stagnatie en ook ’s Gravenhage, zoals de stad steeds vaker wordt genoemd, deelt daarin, maar minder dan het naburige Delft of Leiden. Maar op het einde van de achttiende eeuw is de armoede ook in Den Haag duidelijk zichtbaar.

 

1795 – 1880

DEN HAAG WORDT EEN STAD

In januari 1795 vlucht stadhouder Willem V met zijn gevolg via Scheveningen naar Engeland. In Den Haag wordt een revolutionair Bataafs stadsbestuur geïnstalleerd. Tijdelijk krijgen meer burgers dan voorheen invloed op de politiek, maar na een paar jaren hebben de oude regenten de touwtjes weer in handen. De Bataafse Republiek maakt in 1806 plaats voor het Koninkrijk Holland. Datzelfde jaar krijgt Den Haag eindelijk ook de status van stad, maar veel voorrechten zijn er dan niet meer aan verbonden. De hoge kosten van de napoleontische oorlogen, de stagnerende handel en het vertrek van het hof van koning Lodewijk Bonaparte in 1808 brengen slagen toe aan de economie. Het inwonertal stagneert rond de 42.000 en zo’n twintig procent van de bevolking is afhankelijk van de bedeling. Hele wijken raken in verval. Na de inlijving van Nederland bij het Franse Keizerrijk in 1810 groeit het verzet tegen de Fransen. In november 1813 verlaten de Fransen de stad. Onmiddellijk hierna landt de Prins van Oranje - de zoon van de laatste stadhouder en de latere koning Willem I - bij Scheveningen.

 

In het Koninkrijk der Nederlanden herwint Den Haag de status van regeringsstad. Tussen 1815 en 1830  is Den Haag een van de twee regeringssteden van het verenigde koninkrijk van Nederland en België. De bevolking neemt weer toe en groeit tot 70.000 inwoners in 1850. In 1843 krijgt Den Haag een spoorverbinding met Amsterdam en vanaf 1847 ook met Rotterdam. Die jaren zijn een periode van onrust en troebelen.

 

In de tweede helft van de negentiende eeuw versnelt de bevolkingsgroei. De uitdijende overheid en vooral de snelgroeiende metaal- en meubelindustrie hebben mensen nodig. Het Willemspark, de Schilderswijk, het Zeeheldenkwartier en de Archipelbuurt worden gebouwd. Het stedelijk leven moderniseert in hoog tempo: in 1864 vindt de opening van de eerste paardentramlijn naar Scheveningen plaats, een jaar later wordt de eerste Hogere Burger School, een nieuwe vorm van niet klassiek middelbaar onderwijs, geopend en in 1870 komt de spoorverbinding met Utrecht gereed. De gemeente begint zich na enige aarzeling met de aanleg van riolering, waterleiding en gas te bemoeien. De welvaart stijgt snel, maar de armen profiteren hiervan nog nauwelijks.

1880-1940

EEN BLOEIPERIODE

Industrie en handel nemen een grote vlucht. Naast grote metaalbedrijven kent Den Haag grote meubelfabrikanten en drukkerijen. De groeiende welvaart leidt tot een groter winkelaanbod en vanaf 1885 kunnen de Haagse dames winkelen in de Passage. Den Haag krijgt nog meer grandeur door de bouw van het Kurhaus en diverse grote hotels in Scheveningen. Mesdag, Israëls, Weissenbruch, Mauve en andere leden van de Haagse school verwerven met hun vernieuwende impressionistische stijl grote faam. In 1881 schildert Mesdag met zijn vrouw het naar hem genoemde Panorama. Ook op letterkundig gebied telt Den Haag mee met schrijvers als Emants, Kloos en Couperus. De laatste eert de stad met zijn beroemde woorden ‘zo ik iets ben, dan ben ik een Hagenaar’. Aan het einde van de negentiende eeuw probeert de gemeente de woningbouw enigszins te reguleren en na 1901 neemt de gemeente dankzij de Woningwet het voortouw bij de sanering van krotten en sloppen en het bouwen van nieuwe, betere woningen voor de arbeiders. Het ambtelijke apparaat groeit in deze periode snel evenals de bevolking. In 1899 telt de stad zo’n 200.000 inwoners. In ditzelfde jaar vindt de Eerste Vredesconferentie in Huis ten Bosch plaats, gevolgd door een tweede in 1907 (zie verder de informatie over Den Haag als stad van vrede en recht). Den Haag is de stad waar verlofgangers uit Nederlands-Indië bij voorkeur verblijven. De eerste Indische restaurants openen hun deuren. Tijdens het Interbellum groeit de Residentie verder uit tot een belangrijk administratief centrum. Tal van instellingen vestigen er hun kantoren, evenals grote oliemaatschappijen en andere bedrijven. Na lang geharrewar wordt een nieuw stadhuis gebouwd aan het Burgemeester De Monchy-plein, dat in 1953 wordt geopend. In 1935 vindt de opening plaats van het door H.P. Berlage ontworpen futuristische Gemeentemuseum. Door de crisis van de jaren dertig raken veel Hagenaars hun baan kwijt.

 

1940-NU

OORLOG EN WEDEROPBOUW

De Tweede Wereldoorlog treft Den Haag zwaar. Burgemeester S.J.R. de Monchy onderscheidt zich door zijn principiële houding tegenover de bezetter en wordt daarom vervangen door een NSB’er. In 1942 begint de deportatie en uitroeiing van de omvangrijke en invloedrijke Haagse joodse gemeenschap, de op een na grootste in Nederland. De meeste Haagse joden overleven de oorlog niet. Datzelfde jaar begint ook de sloop van hele stukken stad voor de Atlantikwall die de Duitsers in en rond Scheveningen aanleggen. In het najaar van 1944 worden de eerste V-2’s vanaf Haags grondgebied afgevuurd. In een poging om deze wapens tot zwijgen te brengen, begaan de Engelsen op 3 maart 1945 een catastrofale blunder: per ongeluk bombarderen ze het Bezuidenhout. Naar schatting 520 Hagenaars komen hierbij om het leven. Tijdens de laatste oorlogswinter ontstaan grote voedseltekorten en sterven velen. In 1948 komen de regeringen van diverse Europese landen bijeen in de Haagse Ridderzaal om te onderhandelen over meer samenwerking. Het Haagse gemeentebestuur en de inwoners zetten alles op alles om de stad in zo kort mogelijke tijd te herbouwen volgens de plannen van stadsarchitect W.M. Dudok. In Den Haag Zuid-West ontstaat een stadsdeel van meer dan 150.000 inwoners. De bouw van al deze woningen is mede nodig voor de opvang van repatrianten uit voormalig Nederlands-Indië. In totaal vestigen zich ruim 30.000 Indische Nederlanders die goed hun plaats weten te vinden in de Haagse samenleving. In dezelfde periode krijgt Den Haag de bijnaam ‘Weduwe van Indië’ vanwege de dekolonisatie in december 1949. ‘Arm Den Haag, dat is toch erg, dat jij maar niet vergeten kan. De klank van krontjong en van gamelan’, zal Wieteke van Dort later zingen. In 1958 bereikt Den Haag met 606.825 inwoners de grootste bevolkingsomvang ooit. Daarna zet een daling in. Veel Hagenaars verhuizen naar de randgemeenten en reizen steeds vaker met de auto naar hun werk. De industriële bedrijvigheid neemt sterk af ten gunste van de dienstensector. Vanaf de jaren negentig komt Den Haag door de vestiging van nieuwe internationale organisaties te boek te staan als stad van vrede en recht.

 

bottom of page